Stichting Waterschapserfgoed

Keersluis Munnekezijl

Lauwerswal 1
9853 PL Munnekezijl
De brug met keersluis te Munnekezijl dateert uit 1882 en is onlosmakelijk verbonden met de historie van de waterbeheersing van heel Friesland. Sinds de Middeleeuwen heeft in dit gebied door bedijking landaanwinning plaatsgevonden; de rivier de Lauwers mondde hier uit in zee en voerde het Friese boezemwater af. Verscheidene malen is de Lauwers verlegd of afgesneden. De hier beschreven sluis is onderdeel van een plan dat in 1881 door Provinciale Staten van Friesland werd aangenomen. Dit plan omvatte de verbetering van de afvoerkanalen vanaf het Bergumermeer tot aan Zoutkamp, en het verleggen van de Lauwers via een 36 meter breed stroomkanaal met een brug en keersluis.
Het stroomkanaal werd ten oosten van het dorp Munnekezijl aangelegd en sneed de ten westen van dit dorp lopende Lauwers af. Hierdoor kwam het dorp op een eiland te liggen. Brug en sluis zijn landschappelijk opgenomen in het nog aanwezige profiel van de slapersdijk. Het ontwerp van de brug met keersluis is op een klassieke wijze traditioneel: de gemetselde booggewelven en de vormgeving van de borstwering volgen de principes van de Romeinse bruggen- en sluizenbouw. Ontwerper is mogelijk ir. Methardus, de uitvoering werd gegund aan de firma L. Kalis te Sliedrecht en vond in 1882 plaats onder toezicht van Provinciale Waterstaat. Na de afsluiting van de Lauwerszee is de functie als noodwaterkering verdwenen en is het complex enige tijd aan verval onderhevig geweest. In 1985 heeft een restauratie plaatsgevonden door de Provincie met behoud van het aanwezige originele materiaal. Inwendig is aan de hoge zijde beton aangebracht, waarna het metselwerk met de originele stenen opnieuw is aangebracht. Het rijdek van de brug was oorspronkelijk belegd met kinderkopjes, maar was al ruim vóór de restauratie vervangen door een betonplaat. De oorspronkelijke dorpsbebouwing direct ten westen van de keersluis met brug is verdwenen.

De functies van brug en uitwateringsluis/waterkering zijn in één langgerekt bouwwerk, 44 meter lang en 4.60 meter hoog ondergebracht en uniform vormgegeven. De brug is gemetseld in bruine baksteen, de borstwering en steunberen in gele strengperssteen. Voor de bovenranden van de borstwering, de stroompijlers en de trappen naar de keermuur is natuursteen gebruikt; op de keermuur staat een vernieuwde ijzeren leuning. De vier meter brede brug is gemetseld in elf booggewelven, steunend op stroompijlers. De bovenbouw heeft aan weerszijden een opgemetselde halfopen borstwering met liseen-achtige verdikkingen boven de pijlers; onder een natuurstenen cordonlijst tussen op- en onderbouw loopt deze verdikking door, zich trapsgewijs verjongend.

Tussen de borstwering en de keermuur aan de noord/zee zijde van de brug staan contreforten van gele strengperssteen, die schuin oplopen naar de keermuur. Aan beide uiteinden van de keermuur geven trappen toegang tot de bovenzijde ervan. Onderin de keermuur bevinden zich 22 stroomgaten, twee per doorlaat, die met houten luiken afgesloten kunnen worden; bovenop de keermuur 22 openingen, afgesloten met luiken van plaatstaal. In het midden van de keermuur aan de brugzijde zijn twee gedenkstenen aangebracht in natuursteen: de onderste vermeldt in zwart opgezette letters: PROVINCIE FRIESLAND 1882 en de bovenste, kleinere: DOOR DE PROVINCIE GERESTAUREERD IN 1985.

De keersluis is een rijksmonument.