Windmotor Weidum
Het waterschap De Oosterwierumer Oudvaart (ca. 3400 ha) werd opgericht in 1918. Hij ging ertoe over het waterschapsgebied te verdelen in een vijf bemalingskringen. Er werden vijf windmotoren gebouwd om deze gebieden te bemalen. Zij vervingen in totaal 58 traditionele windwatermolens.
De naar Amerikaans model ontstane windmolen van het type Herkules Metallicus Windturbine is in Duitsland gefabriceerd door de Vereinigte Windturbine Werke AG te Dresden.
De naar Amerikaans model ontstane windmolen van het type Herkules Metallicus Windturbine is in Duitsland gefabriceerd door de Vereinigte Windturbine Werke AG te Dresden.
De molen, gebouwd in 1920, werd geïmporteerd door de Rotterdamse handelsmaatschappij R.S. Stokvis & Zonen Ltd. De molen heeft een belangrijke ensemblewaarde samen met de nog bestaande windmotoren van Kleiterp en Mantgum, die ook gebouwd zijn om De Oosterwierumer Oudvaart te bemalen. Complex Naast de molen is een nieuw schroefpompgemaal gebouwd.
De Amerikaanse windmotor uit het begin van de 20ste eeuw is van algemeen cultuurhistorisch en industrieel-archeologisch belang:
De voorwaterloop is voorzien van een stalen krooshek en een dubbele schotbalksponning. De stalen vijzel is gelegen in een betonnen vijzelbak met houten deksels. Voor de molen zit een betonnen verdeelbak met stalen inlaatschuiven voor de diverse polderpeilen en het inlaten van boezemwater. In de verdeelbak komt tevens een betonnen duiker uit welke onder het Weidumerdiep doorloopt, zodat ook de polder aan de andere zijde van de boezem bemalen kan worden. Deze duiker is aan de inlaatzijde nog voorzien van een stalen kroosrek. De molen is hiermee in staat diverse bemalingsgebieden met een ander polderpeil te bemalen. De betonnen achterwaterloop is voorzien van een houten wachtdeur. De molen maalt uit op het Weidumerdiep (Friese boezem). In het Weidumerdiep voor de achterwaterloop van de molen, ter bescherming van deze waterloop en de onder het Weidumerdiep gelegen duiker, zijn een drietal houten meer/schamppalen, voorzien van een gietijzeren muts, aangebracht. De stalen toren heeft een ladder en een vrij hoog gelegen stelling.
De stelling bestaat uit stalen liggers, een houten dek en een stalen hekwerk. Aan de bovenzijde van de toren is een op kogellagers draaiend gietstalen motorlichaam aangebracht. Het dertig gegalvaniseerde stalen bladen tellende windrad heeft een diameter van 12 meter. Het rad bestaat uit tien straalarmen waartussen segmenten met ieder drie bladen verbonden door drie ringen zijn aangebracht. De molen is voorzien van twee vanen: een hoofdvaan en een zijvaan. De eerste dient voor de zelfregeling naar windrichting, de tweede voor zelfregeling naar windsterkte. De molen is voorzien van een gietstalen gaande werk en stalen spillen. Het motorlichaam, het wiekenrad en de vanen werden in 1993 gedemonteerd en opgeslagen in afwachting van de restauratie. In de jaren '50 werd een zogenaamde gecombineerde bemaling aangebracht. Dat wil zeggen de vijzel kan zowel op windkracht (hoofdbemaling) als door een elektromotor (hulpbemaling) worden aangedreven. Gemeten naar de diameter van het windrad is dit de grootste windmotor van Nederland.
De Amerikaanse windmotor uit het begin van de 20ste eeuw is van algemeen cultuurhistorisch en industrieel-archeologisch belang:
- voor de geschiedenis van de industriële archeologie van Nederland, in het bijzonder van die der windmotoren;
- voor de ontwikkeling van de vroeg 20ste-eeuwse Nederlandse bemalingstechniek met gebruikmaking van het Amerikaans model windmolens;
- als molentype kenmerkend voor de fase tussen windmolenbemaling en motorbemaling. Deze grote Amerikaanse windmotor is gaaf, een markant beeldmerk in het landschap en bezit grote waarde als ontwikkelingsstadium in de bemalingstechniek. Het gemaal heeft bovendien een grote rol gespeeld in de lokale waterstaatkundige geschiedenis.
De voorwaterloop is voorzien van een stalen krooshek en een dubbele schotbalksponning. De stalen vijzel is gelegen in een betonnen vijzelbak met houten deksels. Voor de molen zit een betonnen verdeelbak met stalen inlaatschuiven voor de diverse polderpeilen en het inlaten van boezemwater. In de verdeelbak komt tevens een betonnen duiker uit welke onder het Weidumerdiep doorloopt, zodat ook de polder aan de andere zijde van de boezem bemalen kan worden. Deze duiker is aan de inlaatzijde nog voorzien van een stalen kroosrek. De molen is hiermee in staat diverse bemalingsgebieden met een ander polderpeil te bemalen. De betonnen achterwaterloop is voorzien van een houten wachtdeur. De molen maalt uit op het Weidumerdiep (Friese boezem). In het Weidumerdiep voor de achterwaterloop van de molen, ter bescherming van deze waterloop en de onder het Weidumerdiep gelegen duiker, zijn een drietal houten meer/schamppalen, voorzien van een gietijzeren muts, aangebracht. De stalen toren heeft een ladder en een vrij hoog gelegen stelling.
De stelling bestaat uit stalen liggers, een houten dek en een stalen hekwerk. Aan de bovenzijde van de toren is een op kogellagers draaiend gietstalen motorlichaam aangebracht. Het dertig gegalvaniseerde stalen bladen tellende windrad heeft een diameter van 12 meter. Het rad bestaat uit tien straalarmen waartussen segmenten met ieder drie bladen verbonden door drie ringen zijn aangebracht. De molen is voorzien van twee vanen: een hoofdvaan en een zijvaan. De eerste dient voor de zelfregeling naar windrichting, de tweede voor zelfregeling naar windsterkte. De molen is voorzien van een gietstalen gaande werk en stalen spillen. Het motorlichaam, het wiekenrad en de vanen werden in 1993 gedemonteerd en opgeslagen in afwachting van de restauratie. In de jaren '50 werd een zogenaamde gecombineerde bemaling aangebracht. Dat wil zeggen de vijzel kan zowel op windkracht (hoofdbemaling) als door een elektromotor (hulpbemaling) worden aangedreven. Gemeten naar de diameter van het windrad is dit de grootste windmotor van Nederland.