Windmotor Baijum
Deze windmotor is een markant herkenningspunt in het open weidegebied tussen Baijum, Winsum en Huins. De naar Amerikaans model gemaakte windmolen van het type "Mous Balk", is in Nederland vervaardigd en ontworpen door de Firma Mous te Balk. De molen is omstreeks 1935 gebouwd op enkele meters afstand van een gesloopte traditionele windmolen.
De toren staat in een uit beton opgetrokken funderingsbak voorzien van houten deksels. In de funderingsbak is een stalen waaierpomp voorzien van een houten opleiderpijp met een houten terugslagklep aangebracht. Aan de polderzijde is een stalen kroosrek aangebracht. De molen maalt uit op de Friese boezem. De waterlopen zijn langs de waterlopen van de voormalige traditionele molen aangelegd, waardoor de molen niet in het hart van de aan-, en afvoersloot staat zoals gebruikelijk is. De zeer slanke stalen toren heeft een ladder en een vierkante stelling bestaande uit stalen liggers, een houten dek en een stalen hekwerk. Op de stelling is een houten bak voor het onderbrengen van smeermiddelen geplaatst. Aan de bovenzijde van de toren is een geconstrueerd stalen motorlichaam aangebracht. Het zestien gegalvaniseerde stalen bladen tellende windrad heeft een diameter van 5.00 meter. Het rad bestaat uit zes straalarmen waartussen segmenten met ieder drie bladen, verbonden door twee ringen, zijn aangebracht.
De molen is voorzien van twee vanen voor de zelfregeling naar de windrichting. De zelfregeling naar windsterkte gebeurd doordat bij toenemende omloopsnelheid de optredende tanddruk-reactiekracht van het windrad groter wordt dan de spanning van de schroefveer van de vaan; de molen zal zich hierbij krimpend uit de wind draaien. De molen zal hierbij geholpen worden door de vaste zijvaan, welke de molen ook uit de wind wil drukken. Er is dus sprake van een dubbel zelfregelingssysteem naar windsterkte. De molen is voorzien van een gietstalen gaande werk en stalen spillen. De waaierpomp wordt direct aangedreven door de verticale spil.
Deze Amerikaanse windmotor, uit de eerste helft van de 20e eeuw, is van algemeen cultuurhistorisch en industrieel-archeologisch belang: - voor de geschiedenis van de industriële archeologie van Nederland, in het bijzonder van de in Nederland ontworpen en gebouwde windmotoren;
De molen is voorzien van twee vanen voor de zelfregeling naar de windrichting. De zelfregeling naar windsterkte gebeurd doordat bij toenemende omloopsnelheid de optredende tanddruk-reactiekracht van het windrad groter wordt dan de spanning van de schroefveer van de vaan; de molen zal zich hierbij krimpend uit de wind draaien. De molen zal hierbij geholpen worden door de vaste zijvaan, welke de molen ook uit de wind wil drukken. Er is dus sprake van een dubbel zelfregelingssysteem naar windsterkte. De molen is voorzien van een gietstalen gaande werk en stalen spillen. De waaierpomp wordt direct aangedreven door de verticale spil.
Deze Amerikaanse windmotor, uit de eerste helft van de 20e eeuw, is van algemeen cultuurhistorisch en industrieel-archeologisch belang: - voor de geschiedenis van de industriële archeologie van Nederland, in het bijzonder van de in Nederland ontworpen en gebouwde windmotoren;
- voor de ontwikkeling van de vroeg-20e-eeuwse Nederlandse bemalingstechniek met gebruikmaking van Amerikaans model windmolens
- als molentype kenmerkend voor de overgang van de bemaling van kleine bemalingsgebieden door traditionele windmolens naar die door "moderne" amerikaanse windmotoren
- als voorbeeld voor de overgangsfase tussen windmolenbemaling en motorbemaling
- vanwege zijn rol in het ontstaan van de bemalinggeschiedenis van het voormalige Waterschap "De Middelsékrite" en later het Waterschap "Marne-Middelsee"
- vanwege zijn landschappelijke betekenis als markant herkenningspunt in het open weidegebied tussen Baijum, Winsum en Huins.